Mijn vader werkte hard, vaak ook nog op zaterdag. Op zondagmorgen genoot hij van zijn vrije dag door heel lang in zijn ochtendjas te blijven rondlopen, voordat hij zich ging aankleden.
Als tiener begon mij dat op te vallen, en stoorde ik me eraan, vooral als er bezoek kwam. Ik zei eens dat ik het burgerlijk vond. Dat was een woord dat ik net had geleerd, maar waarvan ik de betekenis niet precies begreep. Mijn vader trok zich dat misschien wel aan, maar ging gewoon door met op zondagochtend zijn ochtendjas te dragen.
De jas was bruin gestreept en heeft toen ik wat kleiner was, veel indruk op mij gemaakt. Nadat ik had gehoord dat er een God in de hemel op zijn troon zat, stelde ik mij voor dat hij mijn vaders ochtendjas droeg.
Toen de jaren gingen tellen, ben ik zelf ook die gewoonte gaan aannemen. Het voelt heerlijk om het moment waarop ik mij moet gaan wassen en aankleden vooruit te schuiven, nu nog even niet, straks. Het kan alleen als ik ’s morgens niet weg hoef, geen afspraken heb. Sinds ik met pensioen ben, zijn dat bijna alle ochtenden. Dat is ook zo lekker aan het uitstellen van het moment van aankleden, het benadrukt het gevoel dat ik niets hoef, dat ik nog niet echt aan de dag hoef te beginnen.